* 24. 2. 1876 te Toulouse, leerling van het cons. aldaar, 1898 van dat te Parijs en van V. d'Indy. Is medewerker van een aantal dagbladen, bezorgde de uitgave van Les chansons de France (1907—1908), en Chansons populaires des Pyrenees françaises. (Dl.
I, 1926). Heeft onder den schuilnaam Octave Séré een uitstekende verzameling van biografieën van hedendaagsche meesters in het licht gegeven met den titel Musiciens français d’aujourd'hui (1911—1921). Zijn composities staan onder den invloed van de volksmuziek van Languedoc en Pyreneeën. Componist van een vioolsonate, de orkestsuites Fünn (1909), Rhapsodie des Pyrenees (1925), Suite montagnarde (1926),hetscherzovoor orkest Le Carillon de fléau (1927), Les Lointains voor soli, koor en orkest (1910), La ronde du blé d’amour voor gemengd koor en orkest, liederen met begeleiding van piano of orkest, Pointes sèches voor piano, de opera Le meneur de Louves, het ballet Frivolant (1922, Opéra).