(eig.: Rev), * 1. 12. 1823 te Marseille, ✝ 15. 1. 1909 te Le Levandou bij Hyères, componist. Was aanvankelijk Fransch staatsambtenaar te Algiers, verloor door de revolutie van 1848 zijn positie en legde zich onder leiding van zijn tante Louise Farrenc, op de muziek, speciaal de compositie toe.
Reeds 1850 verscheen zijn eerste werk de Ode-Sinfonie Le Selam, tekst van Gautier. In 1854 volgde zijn eerste opera in één bedrijf: Maître Wolfram; daarop volgden de opera's La Statue (1861), 3 bedrijven, zijn beste werk, en Erostrate (1862, Baden-Baden), het ballet Sacountala (1868). Zijn opera in 5 hedr. Sigurd kwam het eerst, in 1884, te Brussel voor het voetlicht, daarna te Londen en te Parijs. Zijn Salammbô, 1902 in den Grand Opéra te Parijs gegeven, maakte eerst opgang na in 1900 te Brussel gegeven te zijn. Van zijn overige composities noemen wij een mis en de cantate Victoire (1859), verder talrijke liederen en eenige kerkzangen. Reyer is vele jaren muziekfeuilletonist van het „Journal des Débats" geweest (opvolger van Berlioz). Zijn feuilletons zijn gebundeld onder den titel Notes de musique (1875). Hij was bibliothecaris van den Grand Opéra, werd als opvolger van Fél. David gekozen tot lid der Académie (1876). Zijn biografie gaven o.a. Ad. Jullien (1909) en Henride Curzon, E. R., sa vie et ses oeuvres (1923).