* 19. 2. 1810 te Macerata, ✝ 5. 5. 1885 te Cremona, operacomponist. Leerling van Crescentini, Furno en Zingarelli te Napels, werd 1832 kapelmeester aan het Teatro della Valle te Rome.
Behaalde 1834 eerst met zijn tiende opera (La casa disabitata) succes, doch toen dit bij een volgend werk weer niet het geval was, ging hij als dirigent met een opera-troep naar Mexico, Keerde 1844 naar Italië terug, werd 1850 directeur van het cons. te Milaan, 1870 van dat te Napels. Van zijn 29 opera's heeft vooral La contessa di Mans succes gehad. Hij componeerde ook een oratorium, elegieën op den dood van Bellini en Mercadante, koren bij Plautus' Captivi, fuga's voor strijkkwartet, zangoefeningen voor sopraan, liederen, enz.