* 5. 2. 1857 te Hanseberg bij Königsberg, studeerde muziek aan de Hochschule te Berlijn, promoveerde 1895 te Rostock tot Dr. phil., werd leeraar in de muziekgeschiedenis aan de Hochschule, was tevens als muziekcriticus werkzaam, achtereenvolgens voor „Voss. Ztg.” „Moderne Kunst", „Deutsche Rundschau" en „der Tag”.
Schreef tal van monografieën over muzikale onderwerpen, gaf o.m. 1895 Ph. Em. Bachs Sonaten für Kenner und Liebhaber, 1898 Beethovens sonaten in „Urtext”, en in 1908 de briefwisseling tusschen Brahms en Spitta en die tusschen Brahms en Dessoff uit. Van zijne andere geschriften noemen wij nog: Haydn, Mozart, Beethoven (1906 — derde druk 1920) en Meister des Taktstocks (1919).