Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Karl flesch

betekenis & definitie

(Portret plaat 57). * 9. 10. 1873 te Wieselburg (Hong.), violist. Was van 1886 tot 1890 leerling van Grün aan het Weensche conservatorium, daarna tot 1894 van Sausay en Marsick, aan het Parijsche Conservatoire, debuteerde in 1895 te Weenen, was 1897—1902 leeraar aan het conservatorium te Boekarest en leider van het strijkkwartet der koningin van Roemenië, 1903—1908 leeraar aan het conservatorium te Amsterdam, sinds 1908 te Berlijn gevestigd; van 1921—'22 af en later weder sinds 1928 „Meisterlehrer" aan de Berl.

Hochschule, met den titel van professor. Sinds 1924 staat hij aan het hoofd der vioolklasse van het Curtis Institute te Philadelphia en vertoeft beurtelings te Baden-Baden, waar hij zich 1926 vestigde, en in Amerika. Met Hugo Becker en Arthur Schnabel, later Carl Friedberg, heeft hij een tijdlang een trio gevormd. F. is ongetwijfeld een der grootste violisten van dezen tijd. Van zijne geschriften noemen wij: Urstudiën für Violine, en vooral Die Kunst des Violinspiels (2 dln.), ook in onze taal verschenen, in de bewerking van Louis Couturier; voorts zijn uitgaven van Mozarts sonates (met Art. Schnabel), Kreutzers en Paganini's études, alsmede de vioolconcerten van Beethoven, Mendelssohn, Paganini en Brahms.

< >