* 15. 8. 1832 te Freiburg (Saksen), ✝ 15. 12. 1910 te Jena, kleinzoon van Johann Gottlieb N., studeerde te Leipzig en Dresden, behaalde 1858 den graad van Dr. phil. te Leipzig, werd 1860 universiteitsmuziekdirecteur te Jena, verkreeg 1877 den titel van professor. Componeerde kamermuziek, bezorgde de uitgave van eenige der eerste Bachuitgaven van de Neue Bachgesellschaft en bereidde de strijkkwartetten van Haydn voor de uitgave van diens gezamenlijke werken voor, tijdens welken arbeid hij stierf.
Zelf heeft hij gecomponeerd een sonate voor alt, kamermuziek, waaronder een Serenade voor strijkkwintet, fluit, hobo, fagot en hoorn (op. 10).