(eig. Miedke geheeten) * 16. 1. 1804 te Neurenberg, ✝ 16. 5. 1880 te Dresden, dirigent en pianist, speelde reeds op zijn zesde jaar Mozart, Dussek en anderen in het openbaar, studeerde later te Weenen, werd 1850 hofkapelmeester te Dresden, werd 1872 als zoodanig gepensionneerd, bleef echter directeur der kon. kerkmuziek.
Componeerde opera's, liederen en pianocomposities.