* 13. 12. 1858 te Kaschau (Hong.), ✝ 30. 1. 1925 te Boedapest, waar hij gestudeerd had, muziekleeraar was geweest en 1894 de Hongaarsche damesmuziekvereeniging en een muziekschool had opgericht. Was als pianist en componist van kamermuziek zeer gewaardeerd.
Componeerde o.a. de opera's Lisbeth (Erzsike) (1901), Széchy Maria (1906), en Mila (1913), zes symphonieën, een Bosnische Rhapsodie. Trachtte, zonder succes, propaganda te maken voor een nieuw toonstelsel. Ook schreef hij een Harmonie lehre (5e druk) en Lehrbuch des Kontrapunkts (1903).