* 26. 10. 1789 te Weenen, ✝ 21. 11. 1863 aldaar, vioolvirtuoos en comp., leerling van Suche en Wranitzky. Schuppanzigh nam den knaap spoedig als tweeden violist in zijn kwartet op en oefende grooten invloed op zijn verdere ontwikkeling uit.
In 1820 werd hij soloviolist in het orkest van de hofopera te Weenen, in 1835 kamervirtuoos. Hoewel hij te Parijs en Weenen als concertviolist optrad heeft hij geen concertreizen gemaakt. Hij moet echter een buitengewoon virtuoos violist geweest zijn, want zelfs Paganini schatte zijn spel zeer hoog. Zijn vioolcomposities, waarbij; concerten, variaties met orkest, rondo's, strijkkwartetten, sonates, enz., in totaal 63 werken, behooren tot de belangrijke werken in de vioolliteratuur.