(Portret plaat 60), * 29. 2. 1844 te Wageningen, ✝ 31. 8. 1899 te Bad Elster. Als jongen van negen jaar kreeg hij te Amsterdam vioollessen van van Bree; drie jaar later kon hij als solist optreden op een van de Felix Meritis-concerten.
Dit geslaagde debuut was oorzaak, dat men hem naar Brussel zond om bij Leonard te studeeren en daarna naar Leipzig, waar hij onder leiding stond van Félicien David. Na meermalen in Duitschland als solist opgetreden te zijn, keerde Cramer in 1862 naar het vaderland terug; hij werd concertmeester van het orkest in het Paleis en in 1877 verving hij Fr. Coenen als concertmeester van de Felix Meritis-concerten. Ook werkte hij vele jaren mede als concertmeester bij de uitvoeringen van de Wagnervereeniging en in het orkest van de Festspiele te Bayreuth. Bij de oprichting van het Conservatorium voor Muziek te Amsterdam werd Cramer aangesteld tot hoofdleeraar. Als solospeler verscheen hij in die dagen op de beste concerten in ons land; hij behoorde tot de gezaghebbende violisten.