* 12. 3. 1878 te Brünn, violist en componist. Leerling eerst van zijn vader Franz M., cellist, daarna van de muziekschool te Brünn en ten slotte van het cons. te Weenen.
Begon zijn loopbaan als reizend vioolvirtuoos, was 1897—1902 concertmeester bij den stadsschouwburg te Brünn, tevens tot 1918 vioolleeraar aan de muziekschool aldaar. Is sinds 1919 leider van een meesterklasse voor compositie te Dresden en was 1919—1924 dirigent van het Philh. Orch. aldaar. Verwierf 1916 den titel van professor. Componist van opera's (o.a. Der Traum, 1912 te Berlijn, en lkdar, 1921 te Dresden), verder Orientalische Skizzen, suite voor kamerorkest, ontleend aan zijn muziek bij Kismet (1912 te München), Rustans Traum (1911), Liebesfeier und Abschied (1919), de burleske Max und Moritz (1912), Eva (1921), Variété (1927) voor orkest, piano- en kamermuziek, liederen, koren. Zie verder E. H. Müller, J. G. M. (Dresden 1918).