Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Johannes okeghem

betekenis & definitie

(ook Ockeghem, Ockenheim, Okekem, Okenghemof zelfs Okergan),, * omstr. 1430 te Okegem (Oost-Vlaanderen), ✝ 1495 te Tours, is naast Obrecht de groote figuur uit de z.g. tweede Nederlandsche school, tusschen Dufay en Josquin. Hij was waarschijnlijk een leerling van Dufay te Kameryk, was 1453 verbonden aan het hof van Karei VII, waar hij een hooge positie innam, 1459 te Tours, 1461 weer te Parijs, 1465 hofkapelmeester, 1469 in Spanje, 1484 terug in Vlaanderen.

Okeghem wordt beschouwd als de vader van het imiteerende contrapunt, dat de muziek tot na Bach heeft beheerscht. Men kent van hem ongeveer 15 missen, 7 motetten, 19 chansons, enz. Stukken uit zijn werken zijn in muziekgeschiedkundige uitgaven herdrukt. Opmerkelijk is daaronder een door Riemann gepubliceerd 36-stemmig Deo Gratia in negenvoudigen canonvorm. In 1927 is de afd. tot publicatie van herdrukken van oude muziekwerken van de „Deutsche Musikgesellschaft" met het uitgeven van een nieuwe volledige uitgave van O.'s werken begonnen. (Deel I acht missen, uitgave bezorgd door Dr. D. Plamenac). Tot Okeghems leerlingen behooren Josquin, Brumel, Pierre de la Rue. Zie verder: M. Brenet, J. de O. (1893, nieuwe uitgave 1911), de M a r c y, J. O. (1895), Dr. Plamenac, Autour d'O. (in Revue Musicale Febr. 1928).

< >