* 14. 6. 1763 te Mendorf (Beieren), ✝ 2. 12. 1845 te Bergamo, componist, leerling van Lenzi te Bergamo en Bertoni te Venetië. Zijn eerste, in 1791 verschenen composities waren kerkmuziek, doch daarna legde hij zich op de opera toe.
Werd 1802 kapelmeester aan de kerk S. Maria Maggiore, 1805 leeraar aan het cons. te Bergamo en daar is hij gebleven ondanks verleidelijke aanbiedingen om elders een betere positie te verwerven. De voornaamste zijner opera's, waarmede hij een wegbereider werd voor Rossini, Meyerbeer en anderen, zijn: Lodoiska (1795), Ginevra di Scozia (1801), Medea (1812) en Rosa bianca e rosa rossa (1814). Bergamo heeft hem twee weldadige instellingen te danken: „Scuola caritatevole di musica" en „Pio instituto". Tot zijn leerlingen behoort Donizetti. Zie verder: L. Schiedermair, Simon M. 2 dln, 1907—'10).