* 1. 9. 1722 en ✝ 28. 1. 1777 te Eisenach, zoon van Joh. Bemhard Bach, neef van Joh.
Seb., aanvankelijk jurist, in 1748 adjunct van zijn vader als organist, 1766 kapelmeester van den hertog van Saksen-Weimar. Componeerde Fabeln mit Melodeyen en sonates voor viool,