* 14. 5. 1805 te Kopenhagen, ✝ 10. 3. 1900 aldaar, vader van bovengen., was aanvankelijk jurist en ambtenaar, tot hij zich, nadat zijn eerste opera's succes hadden, geheel aan de toonkunst wijdde. In 1836—1838 maakte hij een studiereis door Duitschland, in 1867 werd hij een der bestuurders van het cons., in 1879 doctor h. c. der Kopenhaagsche universiteit.
Van zijn opera's mag vooral genoemd worden Liden Kirsten (1846), van zijn balladen Valkyrien en Thrymskviden. Verder componeerde hij cantates, een melodrama, symphonieën, liederen, kamer- en pianomuziek. Veel van zijn muziek draagt een eigen nationaal karakter.