Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Joh. baptist cramer

betekenis & definitie

(Portret plaat 79), * 24. 2. 1771 te Manhheim, ✝ 16. 4. 1858 te Londen, zoon van den violist Wilhelm Cramer, leerling van J. S.

Schröter, dementi en Abel, kwam reeds 1788 te Londen en is daar, behoudens een verblijf van een dozijn jaren te Parijs (1832 —1845) steeds gevestigd gebleven. Heeft als pianovirtuoos vele kunstreizen gemaakt, doch zijn naam leeft voort als die van een buitengewoon paedagoog, als zoodanig niet de mindere van zijn leermeester dementi. In 1824 stichtte hij met Addison te Londen een muziekuitgeverszaak (die ook thans nog bestaat) waarvan hij tot 1842 zelf de leiding had. C. was een vruchtbaar componist en componeerde o.a. 105 pianosonates, 7 concerten en vele kamermuziekwerken, waarvan het meeste echter vergeten is. Ook thans nog van belang zijn zijn Grosse Pianoforteschule, de 84 Studiën (ook afzonderlijk als op. 50 m. 16 nieuwe études; als bloemlezing [52 later vermeerderd tot 60] door Bülow, ook Shedlock, The Beethoven-Cramer-studies [het eerste deeltje uit op. 50 met kantteekeningen van Beethoven naar Schindler]), Ook is nog steeds belangrijk zijn Schule der Fingerfertigkeit, op. 100. Zie verder: J. Pembaur Jr., Anleitung zum gründlichen Studium und Analysieren der 84 Klavier-Etuden van C. (1901).

< >