Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Joan manén

betekenis & definitie

[Portret plaat 57), * 14. 3. 1883 te Barcelona, violist en componist. Leerling van Ibarguren (een leerling van D.

Alard) voor viool, als componist autodidact. Begon eerst als piano- en vioolspelend wonderkind, maar verwierf spoedig als vioolvirtuoos groote bekendheid. Manén is eere-professor van de conservatoria te Barcelona en Valencia. Sedert 1899 heeft hij veel gecomponeerd, maar M. erkent slechts de sinds 1907 verschenen werken, die een A voor het opusgetal dragen. Vele zijner composities zijn van bekoorlijk coloriet en wij noemen daarvan: de opera Der Fackeltanz (1909); drama Der Weg zur Sonne (1926); Nero and Acté (1928); symph. gedicht Nova Catalonia; 2 vioolconcerten; variaties over een thema van Tartini v. viool en orkest; suite voor piano en viool met orkest; concerto grosso Juventus v. 2 violen met orkest; strijkkwartet; piano-kwintet en voorts verschillende transcripties van klassieke werken. Ook bezorgde hij een nieuwe uitgave van de werken van Paganini. Manén is sedert 1927 lid van de Kon. Kunstacademie te Madrid.

< >