(Portret: plaat 54), * (gedoopt) 25. 9. 1683 te Dijon, ✝ 12. 9. 1764 te Parijs, de grondlegger der hedendaagsche harmonieleer en de belangrijkste Fransche componist der 18de eeuw. Zoon van een organist, wijdde hij zich reeds in zijn vroege jeugd aan de toonkunst, bracht een kort bezoek aan Italië en werd daarna organist, eerst te Avignon, vervolgens te Clermont.
Doch in 1706 trok Parijs hem tot zich. Daar gaf hij datzelfde jaar zijn eerste bundel Pièces de Clavecin in het licht, terwijl hij de kost verdiende als organist van twee kleine kerken. In 1715 verliet hij de Fransche hoofdstad om eerst te Dyon, daarna te Lyon, ten slotte weer te Clermont als organist werkzaam te zijn, doch ziende, dat hij daar niet vooruitkwam, keerde hij 1732 naar Parijs terug, waar intusschen reeds 1722 zijn Traité de l’harmonie het licht had gezien. Nadat hij vergeefs beproefd had een plaats als organist te verkrijgen, vond hij een beschermer in den bekenden kunstbeschermer La Poupelinière, die hem en zijn vrouw,waarmede hij 1726 was getrouwd, onderdak in zijn paleis verschafte en hem de deur van den Grand Opéra ontsloot. Wel werd zijn eerste opera, Samson (tekst van Voltaire) afgewezen omdat de directeur van geen bijbelsch onderwerp gediend was, doch 1733 verwierf zijn Hippolyte et Aride groot succes bij de meerderheid der bezoekers van den Grand Opéra. Een minderheid verzette zich tegen den nieuwlichter en menig pamflet tegen hem zag het licht. Ten slotte behield Rameau de bovenhand, vooral toen Lodewijk XV zijn beschermende hand over hem uitstrekte en hem tot zijn „Compositeur de cabinet" benoemde. Behalve muziek bij enkele drama's componeerde Rameau voor het tooneel de volgende opera's: Samson, Hippolyte et Aride (1733), Les Indes galantes (1735), Castor et Pollux (1737, 1918 opnieuw opgevoerd), Les talents lyriques (1739), Dardanus (1739), Les fêtes de Polhymnie (1745), La princesse de Navarre, Le temple de la Gloire, Les fêtes de l'hymen et de l’amour (= les Dieux d'Egypte, 1747), Zaïs (1748), Pygmalion, Nais, Platée (— Junon jalouse, 1749), Zoroastre, Acanthe et Céphise (1751), La guirlande, Daphné et Eglé (1753), Lysis et Délia, La naissance d’Osiris (= La fête de famille, 1754), Anacréon, Zéphire, Nélée et Mirthis, Io, Le retour d’Astrée (1757), Les surprises de l'amour (1759), Les Sybarites, Les Paladins (1760), Abaris ou les Boréades, Linus, Le procureur dupé, de laatste drie niet opgevoerd. Een Roland (tekst van Quinault) bleef onvoltooid. De meeste zijner opera's verschenen in verkorte partituur in druk. Voorts vermelden we een reeks van cantates en eenige motetten, welke tijdens Rameau's leven niet zijn gedrukt. Voor clavecimbel (piano) schreef hij: Premier livre de pièces de clavecin (1706),Pièces de clavecin avec une méthode pour la mécanique des doigts, Pièces de clavecin avec une table pour les agréments (1731), Nouvelles suites de pièces de clavecin avec des remarques sur les différents genres de musique en Pièces de clavecin en concerts (1741, voor piano, viool [of fluit] en tweede viool). De pianowerken van Rameau heeft H. Riemann bij Steingrâber opnieuw uitgegeven, terwijl een standaarduitgave van de gezamenlijke werken des meesters verschijnt bij Durand et fils te Parijs. Reeds hebben 18 deelen, bezorgd door bekende kunstenaars, het licht gezien. In zijn theoretische werken, in de eerste plaats Traité de l'harmonie réduite à ses principes naturels (1722) en Nouveau système de musique théorique (1726), waarop een reeks van kleine geschriften is gevolgd, voert hij alle mogelijke accoorden terug tot een beperkt aantal grondvormen (accords fondamentaux), waaruit hij de andere afleidt. Hij is de grondlegger van de theorie der omkeering van de accoorden, dat e g c harmonisch gelijk staat met c e g heeft hij het eerst verkondigd en op zijn leer der accoorden is de moderne harmonieleer gebaseerd. Men zie verder N i s a r d: Jean Philippe Rameau (1867), A. P ou g in, Rameau, Essai sur sa vie et ses oeuvres (1876), Louis Laloy, R. (1908), Lionel de la Laurencie: R. 11908). In 1880 is te Dijon een gedenkteeken voor Rameau onthuld. R.'s broeder Claude was een goed organist en zijn zuster Catherine een uitstekend pianiste te Dyon.