Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Jean baptiste lully

betekenis & definitie

(Portret plaat 32), * 29. 11. 1632 te Florence, ✝ 22. 3. 1687 te Parijs, de grootmeester der oudere Fransche opera. Kwam 1646 als keukenjongen te Parijs.

Studeerde daar ijverig muziek en werd spoedig opgenomen onder de 24 „Violons du Roi" van Lodewijk XIV. In 1652 werd hij daarvan de aanvoerder evenals van de door hem gevormde 16 „Petits Violons". Het volgend jaar werd hij hofcomponist schreef balletten (in het geheel een dertigtal), waarin hij mededanste, terwijl hij ook als acteur optrad in stukken van Molière. Dank zij de gunst des konings werd hij het middelpunt van het muziekleven te Parijs, wist zich ten koste van Perrin en Cambert meester te maken van het operaprivilege en werd in samenwerking met zijn dichter Quinault de eerste grootmeester der Fransche opera. In een tijdvak van 14 jaren schreven zij 20 opera's of divertissements: Les fêtes de l'amour et de Bacchus (16721, Cadmus et Hermione (1673), Alceste (1674), Thésée (1675), Le Carnaval (1720 versch. ),A/ys (1676),/sis{1677), Psyché (1678), Bellérophon (1679), Proserpine (1680), Le Triomphe de l’Amour (1681), Persée (1682), Phaéton (1683), Amadis de Gaule (1684), Roland (1685), Idylle de la Paix (1685), VEglogue de Versailles, Le Tempte de la Paix (1685), Armide et Renaud (1686) en Acis et Galathee (1686). Daarbij voerde hij vele hervormingen in. Hij hield zich aan de door Rossi, Cavalli en Carissimi geschapen traditie inzake den vorm der aria's maar het recitativo secco verving hij door een recitatief met begeleiding en de muziek sloot zich streng aan de prosodie van den tekst aan. Aan het orkest besteedde hij veel meer zorg, hij versterkte het met trompetten, hobo's, fagotten, pauken en andere slaginstrumenten. Niet overmeld mogen we laten, dat hij aan zijn ouvertures een vasten vorm gaf: een Grave, gevolgd door een gefugeerd Allegro. Ook gewijde muziek heeft Lully gecomponeerd (Te Deum, Miserere, enz.). Zie verder: H. Prunières, L. (1910), en L. de la Laurencie, L. (1911).Van Lully's zes kinderen hebben twee zich naam gemaakt in de muziek: zijn oudste zoon Louis (* 4. 8. 1664 te Parijs, ✝ 1115 aldaar) componeerde eenige opera's, die te Parijs en te Fontainebleau zijn opgevoerd. Zijn derde zoon Jean Louis (1667— 1688) volgde zijn vader op als „Surintendant” en „Compositeur de la chambre du roi”, doch overleefde hem slechts een jaar. Zie ook: H. Prunières, Lopéra italien en France avant Lully (1913) en van denzelfden Le ballet de cour en France avant Lully (1914).

< >