Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Jakob kristian fabricius

betekenis & definitie

* 3. 9. 1840 te Aarhuus, ✝ Juni 1919 te Kopenhagen, directeur eener bank, daarnaast beoefenaar en vooral beschermer der toonkunst. Riep 1871 een fonds in 't leven voor de uitgave van Deensche muziek, dat hij zelf beheerde, richtte in 1873 de Kopenhaagsche Muziekvereeniging op, was later bestuurder van de paleisconcerten enz.

Componist van kerkelijke en wereldlijke gezangen alsmede van een opera: De schoone Karin.

< >