(gen. Gallus, eigenlijk geheeten Jacob Petelin), (Portret plaat 2), * 31. 7. 1550 te Reifnitz, ✝ 18. 7. 1591 te Praag, componist.
Leerling van het klooster Melk. Werd 1574 zanger bij de Weensche hofkapel onder Phil. de Monte en Jacob Regnart, was daarna in onderscheiden steden werkzaam, werd tenslotte tot cantor te Praag benoemd. Zijn cantorschap nam hij als een bijbetrekking op. In hoofdzaak wijdde hij zich aan de compositie, na van Keizer Rudolf II een privilege voor de uitgave van zijn werken te hebben verkregen. Zijn voornaamste werk is het Opus musicum (1586—1590), een reusachtige verzameling motetten in het Latijn. Daarnevens componeerde hij onder meer 16 missen. Handl wordt naast Palestrina en Lassus tot de groote meesters der katholieke kerkmuziek uit de tweede helft der 16e eeuw gerekend.