* 19. 11. 1859 te Gatschina, dirigent en componist. Leerling van Nicolaus Rimsky-Korssakof (Petersb. conserv.).
Was eerst dir. v. d. muziekschool en dir. v. h. symph. orkest te Tiflis. Sedert 1893 is hij leeraar voor compositie aan het conserv, te Moskou, 1899’ dirigent v. d. opera aldaar, van 1906 tot 1922 directeur v. h. conserv. In 1920 werd hij opnieuw dirigent van het Staatstheater te Moskou. Van zijn composities noemen wij een symphonie E kl. t. op. 46, de ouvertures Jar Chmel op. 1, Lente en Medea, een Symphonisch Scherzo op. 2, de opera's Ruth (1887), Asja (1900), Het Verraad (1911), Ole de Noor (1912), Kaukasische Schetsen op. 10 voor orkest, koren en cantates, kamermuziek, liederen. Schreef een werk over accoordenleer en een studie over het volkslied der Groesiërs.