(Intermezzi). Aan het eind van de 16e eeuw in Italië ontstane muzikale tusschenspelen (met scènische handeling) in de opvoering van tooneelstukken.
Reeds in 1588 wordt er een vermeld in Florence ter gelegenheid van een huwelijk van Ferdinand de Medici, door verschillende componisten getoonzet. Er komen al stukken voor één zangstem met instrumentbegeleiding in voor; het geheel is echter nog in madrigaalstijl gehouden. Na 1600 nemen de I. den omvang aan van kleine opera’s, die ingelascht werden in tooneelopvoeringen. Later ook in de ernstige opera. De inhoud verbond niet de bedrijven van het opgevoerde stuk, maar bevatte een eigen, meest mythologisch motief. Langzamerhand ontwikkelde zich in contrast met het ernstige hoofdwerk, een intermedium van komische strekking: in een stuk van 3 bedrijven b.v. bevatte het I. er 2. Ten slotte maakten de I. zich geheel los, werden zelfstandig en vormen den grondslag van de komische opera of opera buffa. Als een der eersten in dien zin geldt La serva padrona van Pergolesi. Heden treft men de I. nog aan in balletten, entr’acte-muziek en z.g. dramamuziek, in de groote tooneelwerken.