(Portret: Plaat 25), * 20. 9. 1880 te Parma. Studeerde aan het cons. aldaar, in het bijzonder bij Tebaldini.
Trad na beëindiging zijner studiën in 1901 als dirigent in zijn geboortestad op, werd leeraar in compositie aan het cons., vervolgens aan het Ist. Mus. te Florence, waarvan hij 1918 directeur werd. In 1924 werd hij benoemd tot directeur van het cons. te Milaan. Componist van de opera's Fedra (1915), Debora e Jaële (1922), Fra Gherardo (1928), een ouverture Per una farsa tragica (1911) muziek bij drama's, o.a. bij La Nave van d'Annunzio, Sinfonia del fuoco bij d'Annunzio's film Cabiria (1915), een strijkkwartet, een pianotrio, een sonate voor viool en piano, id. voor cel en piano, liederen, pianomuziek, een Requiem 4 st. a cappella, enz. Schreef enkele studies over Grieksche en over moderne muziek (Musicista contemporanei — 1914) en is medewerker aan verschillende muziektijdschriften, terwijl hij ook als criticus (o.a. van de Secolo en de Nazione), werkzaam is geweest. Zonder twijfel is P. een der belangrijkste figuren onder de hedendaagsche Ital. musici.