Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Hymne

betekenis & definitie

Hymnus, (Grieksch.) Plechtig tempelgezang bij de oude Grieken reeds uit den tijd van Homeros, later in de Christelijke kerk overgenomen naast de Hebreeuwsche psalmen. In de kerk deed de H. dienst als verheerlijking Gods In de 2de en 3de eeuw werden daartoe de oude Grieksche tempelgezangen van Christelijke teksten voorzien, die zich van de psalmteksten onderscheidden door hun metrum en strophischen bouw, syllabische melodievorming en overzichtelijkheid.

De Syrische kerk is toonaangevend in de Hymnenkunst geweest (Ephrem 306—373). In de Katholieke kerk is de vroegste en beroemdste vertegenwoordiger Ambrosius, bisschop van Milaan (± 397) naar wien het Tedeum als „Ambrosiaansch Lofgezang" is benoemd. De H.n van Ambrosius werden voor het Avondland van groote beteekenis. Zij zijn eenvoudig en hun melodieën moeten in dien tijd populair geweest zijn (door hun diatonische en syllabische behandeling). De latere middeleeuwsche H.n blijven niet altijd syllabisch, maar vertoonen een grooteren rijkdom aan muzikale melismen, terwijl in de meerstemmige muziek tot in de 15de en 16de eeuw toch weer meer het eenvoudig-syllabische en gelijkrhythmische werd bewaard. Bekende H.n zijn: Gloria in excelsis Deo, Sanctus Deus, Sanctus Dominas Deus Sabaoth, enz. In de latere muziek, verstaat men onder H. een plechtig gezangwerk in grootschen stijl, zoowel met wereldlijken, als geestelijken tekst.

< >