* 13. 2. 1864 te Straatsburg, violoncellist, leerling van zijn vader (Jean Becker), Grützmacher, Karl Hess, Piatti en Jules de Swert. Was van 1884 tot 1886 als solocellist verbonden aan de Opera te Frankfort, van 1890 tot 1906 lid van het Heermann-kwartet, leeraar aan het Hochsche Konservatorium, werd in 1896 benoemd tot professor, is sinds 1909 leeraar aan de Hochschule te Berlijn.
Becker is als solist niet minder vermaard dan als kamermuziekspeler (met Flesch en Friedberg) en bovendien een hooggewaardeerd paedagoog.