* 14. 3. 1850 te Rengersdorf (Sil.), ✝ 24. 5.1906 te Berlijn, had in de letteren gestudeerd, was eenigen tijd bij het onderwijs was 1885 rector te Gleiwitz geworden, kreeg toen ongenoegen met de autoriteiten en liet het onderwijs varen om zich geheel te wijden aan de muziek, nadat hij reeds vroeger als dir. van koren en muziekcriticus was opgetreden. Hij gaf sonates en studiewerken voor orgel in het licht, schreef een biografie van Schumann (1887), werd muziekcriticus van de „Allg.
Musikztg." te Berlijn, organist der Philharmonie en leeraar voor orgel en theorie aan het Scharwenka-Klindworth Konservatorium, 1895 organist der Kaiser WilhelmGedachtniskirche, 1897 professor. In 1898 richtte hij een Bachvereeniging op. Hij bezorgde o.a. de nieuwe uitgave van het tweede deel van Ambros' Musikgeschichte (1891), gaf uit Musikalische Rückblicke (1900, 2 dln.j, Wagneriana-Listztiana, een biografie van Brahms (1897, 5de dr. 1919, als eerste deel der uitgave Berühmte Musiker", welke door hem werd geredigeerd), bewerkingen van liederen voor één stem met pianobegeleiding (Das Deutsche Lied, 4 dln, lnternationales Volksliederbuch, 3 dln., Das deutsche geistliche Lied, 6 dln.) en van Bachs Johannespassion (1903).