* 5. 10. 1822 te Weenen, ✝ 30. 12. 1899 te Berlijn, pianist, leerling van Thalberg en Henselt, was gedurende het grootste deel van zijn carrière leeraar aan het Sternsche Kons. te Berlijn. Behalve enkele solostukken voor piano en een cellosonate schreef E. eenige theoretische- en onderrichtswerken o.a.: Der Musikalische Anschlag, Wie übt man Klavier? (ook in het Eng. verschenen), [i]Die Ornamentik in Beethoven's Sonaten, Die Ornamentik in Seb.
Bach’s Klavierwerken,[/i] enz. Belangrijk zijn ook zijn esthetische en belletristische geschriften o.a. Musikaesthetik von Kant bis auf die Gegenwart, Wagnersche Kunst und wahres Christentum, Modernes Musikleben enz.