* 25. of 26. 10. 1564 te Neurenberg, ✝ 8. 6. 1612 te Frankfort a.M., de grootste Duitsche componist uit het begin der 17e eeuw, leerling van Leonhard Lechner, Sebald Heyden, daarna van Andrea Gabrieli. Werd in 1585 organist te Augsburg, 1595 met zijn broeders in den adelstand verheven, vestigde zich 1602 als „Oberkapellmeister" te Neurenberg, waar men hem als den grootsten toonkunstenaar van zijn tijd vereerde, werd 1608 kamerorganist van keurvorst Joh.
George I te Dresden, vergezelde keizer Matthias voor diens kroning naar Frankfort a.M. en overleed daar. Jong gestorven heeft Hassler een rijkdom van composities achtergelaten. Zijn gewijde muziek is meesterlijk, doch van nog grooter beteekenis is zijn wereldlijke kunst, met name zijn Neue Teutsche Gesang (1596) en zijn Lustgarten, melodisch als een Italiaansch lied, maar opgebouwd met een meesterlijke polyphonie. Zijn Psalmen und christliche Lobgesänge (1607 en 1608) en zijn Intraden (kamermuziek) getuigen echter van niet minder begaafdheid en zijn lang in eere gebleven. Veel van zijn werk is in onzen tijd herdrukt.