* 13. 4. 1821 te Petronell bij Weenen, ✝ 10. 12. 1899 te Weimar, en zijn echtgenoote Rosa geb. A g ✝ h e, * 25. 6. 1827 te Weimar en ✝ 26. 1. 1906 aldaar.
Ziin jaren lang sieraden geweest van de opera te Weimar. De man, leerling van Garcia, was de eerste „Telramund” in Wagners Lohengrin, de vrouw was de eerste „Margiana” en de eerste „Chimene" in onderscheidenlijk Barbier von Bagdad en Der Cid van Peter Cornelius. Hun zoon Franz v. M., * 4. 3. 1855, was 1906—1926 zangleeraar te München, gaf hun biografieën in het licht: Ein ideales Künstlerpaar R. und F. o. M., ihre Kunst und ihre Zeit (1918). Een andere zoon, Rudolf v. M., * 29. 11. 1859 te Weimar, ✝ 8. 7. 1927 te Berlijn, baritonzanger, was vele jaren als zoodanig te Dessau werkzaam en sedert 1921 zangleeraar te Berlijn.