Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Gustav rebling

betekenis & definitie

* 10. 7. 1821 te Barby, ✝ 9. 1. 1902 te Maagdenburg, organist. Leerling van F, Schneider te Dessau, daarna organist aan de Fransche kerk te Maagdenburg, 1853 dirigent van het domkoor, 1856 Kgl.

Musikdirektor, 1858 organist der Johanneskerk, 1896 professor, 1897 gepensionneerd. Componist van psalmen, motetten, liederen, piano- en orgelmuziek, sonate voor cello, enz.

< >