Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Gottfried rüdinger

betekenis & definitie

* 23. 8. 1886 te Lindau, componist. Leerling van zijn vader, later van Reger te Leipzig en Dr.

Widmann, kapelmeester van den dom te Eichstätt, terwijl hij ook theologie bestudeerde. Werd 1916 dirigent van een a cappellakoor te Berg bij München, 1920 theorieleeraar aan de „Akademie der Tonkunst" te München. Hoewel een eigen stijl in zijn werk te erkennen valt, is toch ook de invloed van zijn leermeester merkbaar. Componist van koren✝ Marianische Gesänge, Marianische Vespers, cantate Mit Ernst, o Menschenkinder, Naturlieder aus den Allgäue), zeer vele liederen, ook volksen kinderliederen, pianomuziek (Märchenstunde, Puck, sonates, enz.), orgel- en kamermuziek, ook orkestwerken (Romantische Serenade op. 9. v. strijkorkest).

< >