* 6. 3. 1710 te Padua, ✝ omstr. 1765 te Madrid, componist. Vermoedelijk leerling van Tartini.
Was Cembalist bij een Italiaansch operagezelschap, dat te Augsburg optrad, was 1737—1739 in dienst van de markgravin Wilhelmine van Bayreuth, daarna te Venetië werkzaam, werd 1755 leider van de kamermuziek van den koning van Spanje en bleef dat tot zijn dood. Componeerde opera's, zette oden van Horatius op muziek, waarvan een als duet, publiceerde sonates voor cembaal, kamermuziek voor verschillende instrumenten, enz.