(Portret plaat 43), * ± 9. 9. 1583 te Ferrara, ✝ 1. 3. 1643 te Rome, de grootste Italiaansche organist en orgelcomponist uit de 17de eeuw. Leerling van Luzzachi te Ferrara, vertoefde ongeveer 1607 in Nederland, verwierf in 1608 den post van organist der St.
Pieterskerk te Rome. Tot zijn zeer talrijke leerlingen behooren J. J. Froberger en Franz Tunder. Naar tijdgenooten vermelden, voerde Fr. een geheel nieuwe speelwijze in, die algemeen aanvaard werd; in zijne composities huldigt hij een vrije en daarbij logische aanwending van het principe der variaties. Zijn eerste werk (5 st. Madrigalen) verscheen in 1608 te Antwerpen. Zijn andere werken bestaan hoofdzakelijk uit composities voor orgel en piano, Fantasieën, Ricercare, Toccata's, enz. Fr. X. Haberl schreef een monographie over Fr. in het Kirchenmusik. Jahrb. 1887 en bewerkte een nieuwe uitgave van 68 orgelstukken (in de uitgave Collectio musicas Organicae van Breitk. & Härtel, 2e druk herzien door B. Fr. Richter). Andere bloemlezingen uit Fr. werken gaven o.a. B. Litzau (2 bundels), E. Pauer (12 Toccata's) en F. Boghen (16 Ricercari en 15 caprices). Guilmant en J. Bonnet bewerkten een volledige nieuwe uitgave van Fiori musicali di toccate.