* 24. 4. 1897 te Boedapest, componist. Studeerde aldaar bij Bartók, Dohnènyi, Kodaly en Herzfeld.
Na kort verblijf te Tripolis weer te Boedapest woonachtig en sedert 1926 prof. a. d. muziekhoogeschool aldaar. Behoort met Bartók en Kodaly tot de uiterste moderne richting. Componist van: Mensch und Weltall, symphonie voor plano en orkest, een pantomime met zang: Laterna magica (1927) de sprookjesopera Des Königs Mantel, zes kleine orkestwerken, strijkkwartet, de koorwerken Der Tod des Kinoses Adam en Laodameia, liederen, pianowerken, enz.