Compositie, in polyphonen stijl, gebouwd op één hoofdthema, al of niet met een of meer secundaire thema's, dat achtereenvolgens in elke stem optreedt. In de 14e en 15e eeuw werd de naam fuga gebruikt voor een compositie, die tegenwoordig canon (zie daar) wordt genoemd.
Als voorloopers van de fuga zijn te beschouwen het ricercar, (zie daar) etc. Slechts uiterst zelden beperken deze zich tot het gebruik van één thema. Wel treedt elk nieuw motief, naar analogie van den vocalen stijl (o.a. van het motet) in verschillende stemmen op, zooals in de latere fuga. De eerste aanzetten van fuga's zijn te vinden bij Andrea en Giovanni Gabrieli. Van hen loopt de lijn over Frescobaldi, Sweelinck, Froberger, Buxtehude, Pachelbel tot Bach, die de structuur der fuga (de zoogen. kwint-fuga), zie hieronder, vaststelde. Ook Eng. en Fransche meesters als Byrd, d'Anglebert e.a. hebben tot de ontwikkeling bijgedragen. Het eerste deel der fuga, de expositie, begint met het thema (Lat. dux, Fr.: sujet, Ital.: proposta, guida, Duitsch: Fiihrer). Hierop zet de tweede stem in met het antwoord (Lat.: comes, Fr.: réponse, Ital.: riposta, Duitsch: Antwort). Tegen dit antwoord geeft de eerste stem, als vervolg op het thema, een contrapunt, (tegen-harmonie) dat, wanneer het in de fuga de constante begeleider blijft van het thema of antwoord, contra-subject wordt genoemd. De volgende stemmen (in 3,- 4- of 5stemmige fuga's) geven afwisselend thema en antwoord. De eerste rondgang van het thema heet eerste doorvoering. Hierop volgt een tweede doorvoering, waarin het thema in andere toonaarden optreedt; niet altijd komt het in deze doorvoering in alle stemmen voor. De inzetten van het thema worden in het algemeen, maar in de tweede doorvoering in het bijzonder, afgewisseld door tusschenspelen, (divertimenti, episoden) gebouwd op motieven van thema of contrasubject. Nadat de hoofdtoonaard is bereikt, volgt al of niet een derde doorvoering en het stretto, waarin het thema canonisch wordt behandeld Het slot van de fuga wordt vaak voorbereid door een orgelpunt op den dominant en bevestigd door een orgelpunt op de tonica.Niet zelden vinden afwijkingen plaats van het hierboven gegeven schema.
Het fugathema kan, evenals de motieven in de vocale polyphone werken der 15e en 16e eeuw (vgl. o.a, motet, mis, contrapunt), in verschillende vervormingen: omkeering, vergrooting, verkleining, tegenbeweging, rhythmische wijziging etc. optreden.
Onder een dubbele fuga verstaat men een fuga met 2 thema's, die elk hun eigen expositie hebben en daarna in dubbel contrapunt (zie daar) gelijktijdig optreden. Soms ook geschiedt deze combinatie terstond bij het begin.
De beantwoording van de fuga geschiedt sedert Bach regelmatig in de kwint. Men vergelijke deze kwintsgewijze beantwoording bijv. met het begin van Josquin des Prés' Ave Maria, waar de doorvoering van het eerste motief in het unisono of het octaaf geschiedt.
Zie voor het karakter van het fugathema, de détails der beantwoording, etc. de hieronder genoemde speciale leerboeken. Ter bestudeering van den fugabouw, de bewerking van het thema enz. zie men J. S. Bach's Das Wohltemperierte Klavier, Die Kunst der Fuge en de H-moll Messe.
Ook latere meesters, o.a. Beethoven, (o.a. Klaviersonaten op 106 en 110, strijkkwartet op. 59 no. 3, Grosse Fuge voor strijkkwartet op. 133, Mendalssohn, Schumann, Berlioz, (La Damnation de Faust), Brahms (o.a. Hdndel-variaties, Ein Deutsches Requiem), Franck (Prélude, Choral et Fugue), Reger (o.a. Variaties en fuga op een thema van Bach) en vele anderen schreven fuga's. Deze staan meestal niet op zichzelf, (Mendelssohn en Schumann schreven afzonderlijke fuga's), maar vormen een onderdeel van een uitgebreider werk (sonate, variaties, vooral oratorium). Vaak treedt ook de expositie, in meer of minder strengen vorm, afzonderlijk op. Men vergelijke o.a. de koren in Haydns oratoria, sommige deelen in Beethovens symphonieën (o.a. Andante der eerste, finale der derde). Ir. de fuga's der latere componisten komen, behalve de zuiver contrapuntische deelen, ook episoden voor, die voornamelijk harmonisch zijn behandeld.
Studiewerken uit de oudere school zijn o.a. Marpurg Abhandlung von der Fuge, Fétis Traité de la fugue; nieuwere werken zijn o.a. Rieman: Katechismus der Fugenkomposition, Gédalge Traité de la fugue. Zie ook V. d'Indy Cours de composition musicale, 2e deel, le boek, Rich. Stöhr: Praktischer Leitfaden des Kontrapunkts,