* 17. 7. 1839 te Worms, ✝ 10. 9. 1916 te Berlijn; studeerde te Leipzig en Parijs, werd dirigent te Saarbrücken, was 1865—1874 leeraar aan het cons. te Keulen, 1874—1890 leeraar aan de muziekschool te Rotterdam en directeur van „Toonkunst” aldaar, 1890—1897 leeraar aan het Sternsche Kons. en directeur der Sternsche zangver., bleef intusschen leider der Eruditio-concerten te Rotterdam, werd in 1897 lid van de Acad. der Künste te Berlijn, 1901 leider van een meesterklasse voor compositie aldaar. Componist van de koorwerken Salamis, Nordische Sommernacht, Hafis, Odins Meeresritt, Grab in Busento, Phoebus Apollo enz.
Voorts van vier symphonieën, ouvertures, viool- en violoncelconcerten en vooral veel kamermuziek (o.a. 3 pianokwartetten, 2 pianokwintetten, 2 trio's, 3 vioolsonates, 2 cellosonates, 5 strijkkwartetten). Zijn biografie gaf K. Holl in 1928 in het licht.