* 7. 2. 1823 te Danzig. ✝ 15. 6. 1895 te Baden bij Weenen, operettencomponist, was van 1848 tot 1878 kapelmeester van onderscheiden schouwburgen (o.a. één seizoen aan de Duitsche opera te Amsterdam) en vestigde zich tenslotte te Pressbaum bij Weenen. Componist van een aantal Operetten, die nog niet alle vergeten zijn: der Seekadett (1876), Nanon (1877), der Musikteind, die letsten Mohikaner enz., Voor zijn meeste operettes dichtte G. zelf de teksten, terwijl hij ook voor J.
Strauss, Suppé en Millöcker libretti geleverd heeft.