Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Franz ondricek

betekenis & definitie

* 29. 4. 1859 te Praag, ✝ 13. 4. 1922 te Milaan, violist. Leerling van zijn vader, het cons. te Praag, en dat te Parijs (Massart), Verliet het Parijsche cons. met den eersten prijs.

Heeft vele jaren concertreizen gemaakt met Weenen als woonplaats. Richtte met Silbinger, Juck en Jelinek in 1908 het Ondricekkwartet op, was 1911—1919 directeur der meesterklasse aan het nieuwe Weensche cons., daarna aan dat te Praag. Componeerde een rhapsodie voor orkest, een vioolconcert, enz. Schreef in samenwerking met dr. S, Mittelmann: Neue Methode zur Erlernurtg der Meistertechnik des Violinspiels aut anatomisch-physiologisc her Grundlage (1909, 2 dln. met 15 études van Ondricek als aanhangsel).

< >