Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Franz liszt

betekenis & definitie

(Portret plaat 27), * 22. 10. 1811 te Raiding bij Oedenburg (Hong.), ✝ 31. 7. 1886 te Bayreuth, een der grootste kunstenaars, doch tevens een der nobelste figuren in de muziekwereld. Zijn vader, ambtenaar van prins Esterhazy, en zelf muziekbeoefenaar, wijdde hem in de eerste beginselen van het pianospel in en de jonge Franz maakte zulke snelle vorderingen, dat hij reeds op zijn negende jaar in het openbaar kon optreden.

In 1821 deed zijn vader hem voor verdere ontwikkeling van zijn pianospel bij Czerny in de leer, terwijl Salieri hem les gaf in de compositie. Na anderhalf jaar gestudeerd te hebben, deed Franz zich te Weenen in 't openbaar hooren en oogstte groot succes. Nu gingen in 1823 vader en zoon naar Parijs, ondertusschen te München, Stuttgart, enz. concerten gevend. Te Parijs gaf de knaap met stijgenden bijval een dertigtal concerten en daar de deuren van het cons. voor hem gesloten bleven, omdat hij geen Franschman was, nam hij les bij Reicha en Paër. De eerste vrucht van zijn theoretische studiën was een kleine opera: Don Sanche ou le chateau de l'amour, welke onder R. Kreutzer ettelijke malen in de Académie Royale werd gegeven. Na een tournée door Zwitserland behaalde Liszt lauweren in Drury Lane te Londen, verbleef daarna voor zijn gezondheid te Boulogne-sur-mer, waar zijn vader hem ontviel en keerde vervolgens naar Parijs terug. Tot 1834 was hij daar gevestigd als een der sterren der kunstwereld, naast Victor Hugo, George Sand, Lamartine, Chopin, enz. Met de gravin Marie d’Agoult, beter bekend onder haar schuilnaam Daniël Stern, trok hij als reizend virtuoos door de wereld en werd als 't ware overstelpt met huldeblijken en onderscheidingen. Tien jaar lang heeft zijn samenleven met haar geduurd. Zij schonk hem een zoon en twee dochters. De zoon heette Daniël. De oudste dochter Blandine werd de echtgenoote van den Franschen staatsman Ollivier, de jongste, Cosima, * 25. 12. 1839, eerst gehuwd met Von Bülow, daarna met Rich. Wagner, overleed 1. 4. 1930 op „Wahnfried". In 1842 vestigde Liszt zich als hofkapelmeester te Weimar en daarmede begint als 't ware een nieuwe, tweede periode in Liszts leven, die van den dirigent, en componist, waar-bij hij echter ook de vereerde leermeester bleef van velen, die zich aan de toonkunst wilden wijden. Een zijner grootste verdiensten jegens de kunst is zijn tegemoetkomende houding tegenover al wat nieuw was en in het bijzonder heeft Wagner aan zijn lateren schoonvader buitengewoon veel te danken. Diens Lohengrin kwam o.a. dank zij Liszt in 1850 voor 't eerst op de planken. Maar ook Berlioz. Schumann, enz. hebben den steun van Liszt te Weimar mogen ondervinden. Toen evenwel Peter Cornelius' komische opera Der Barbier von Bagdad — een meesterwerk in zijn soort — door intriges fiasco leed, legde Liszt het ambt van opera-dirigent neder en begaf zich weldra naar Rome. Zijn Weimarsche tijd, waarin hij zijne „Symphonische Dichtungen” schiep, een leger van vermaarde pianisten opleidde (noemen wij slechts Tausig, von Bülow, Rubinstein, Sophie Menter, d'Albert, Stavenhagen, Siloti, enz.), den toon aangaf in de muziekwereld, was hiermee afgeloopen. Wel bleef Liszt leerlingen opleiden, maar de kerk legde beslag op hem, in 1865 werd hij abbé, en zijn composities zijn grootendeels kerkmuziek. In 1870 was hij intusschen nog de leider en de ziel van een grootsch Beethovenfeest te Weimar, in 1875 werd hij president van de nieuwe Hongaarsche rijksacademie voor muziek te Boedapest en het gevolg was, dat hij afwisselend te Rome, Weimar en Boedapest vertoefde, terwijl hij zich later bij voorkeur te Bayreuth ophield en daar ook zijn laatste rustplaats heeft gevonden. Uit zijn Weimarschen tijd dagteekent zijn verhouding tot prinses Karolyne Sayn-Wittgenstein, welke van grooten invloed op zijn componistisch werk is geweest. Tot een huwelijk tusschen hen is het niet gekomen doordat de paus weigerde het eerste huwelijk der prinses ongeldig te verklaren. Een lexicon als dit is niet de plaats voor een oordeel over de plaats en beteekenis van dezen kunstenaar. Tijdens zijn leven werd algemeen erkend, dat geen tweede hem evenaarde als uitvoerend kunstenaar en wie hem ooit heeft gehoord, heeft den indruk behouden, dat na hem geen evenknie is opgestaan. Als pianist is en blijft Liszt nog steeds de onovertroffen meester. Over zijn beteekenis als componist zijn de meeningen niet eensluidend. Er is een tijd geweest, dat men zelfs de schouders ophaalde over Liszts muziek. Zijn Rhapsodieën.... nu ja, die konden er nog door, maar men moest niet over het hoofd zien, dat de kern er van aan de Hongaren was ontleend, doch overigens: veel lawaai en weinig .... Gelukkig behoort die periode van laatdunkendheid tot het verleden. Men erkent thans Liszts meesterschap over den vorm, men heeft gevoel gekregen voor de poëzie in zijn muziek, voor de vroomheid zijner missen, den genialen geestdrift, welke uit zijn Symphonische Dichtungen spreekt, voor de innigheid van zijn liederen, enz. en de belangstelling voor zijn werk is groeiende. Er is zeer zeker onkruid tusschen de tarwe, maar welk een voorraad tarwe blijft er nog over ook na het ijverigste wiedenl Liszt componeerde: een Faust-symphonie en een Dantesymphonie, 12 symphonische gedichten, 2 oratoria (Heilige Elisabeth en ChristusJ, 2 groote missen (Ungarische en Graner Messe), 2 missen met orgel (C-mol en A-mol), 4 Psalmen, kleinere kerkelijke liederen, Die Glocken des Strassburger Munsters, Beethoven cantate, Festgesang an die Künstler (mannenkoor met orkest 1, koren bij Herders, Entfesselter Prometheus, kleinere orkestwerken (2 Faust-Episoden, feestmarschen, enz.), 2 pianoconcerten (Es-dur en A-dur), 19 Hongaarsche en 1 Spaansche Rhapsodie, een piano-sonate (B-mol), études, nocturnes, impromptus, tallooze transcripties, arrangementen, fantasieën, orgelcomposities, mannenkoren, liederen, melodrama's, enz. Ook zagen van zijn hand o.a. het licht Fréderic Chopin (1852, 5e druk 1906), Des Bohémiens et de leur Musique en Hongrie (1859), Lohengrin et Tannhäuser de Rieh. Wagner (1851), enz. Lina Ramann heeft een uitgave van zijn geschriften bezorgd evenals van een groot deel zijner correspondentie. Zijn uitvoerigste biografie leverde deze schrijfster mede. Daarnaast noemen wij die van Rich. Pohl (1883), A. Göllerich (1908), J. Kapp (1909 en volg.), Guy de Pourtalès (1926). Een uitstekende Nederl. biografie schreef Const. van Wessem (1929) met een chron. overzicht zijner werken. Breitkopf und Härtel bezorgen voor de Liszt-Stiftung een uitgave van Liszts gezamenlijke werken. Te Weimar is een Lisztmuseum ingericht.

< >