* 7. 11. 1810 te Bekesgiula, ✝ 15. 6. 1893 te Boedapest, waar hij sinds 1838 leider was van het nationale theater, wordt beschouwd als de hoofdvertegenwoordiger der Hongaarsche nationale opera (voornaamste werken: Hunyady Laszló en Bank Ban) en van het Hongaarsche volkslied fistena, aldameg a magyar, 1842) Bovendien schreef hij een zestal andere opera's, die alle een sterk persoonlijk nationaal karakter dragen. In zijn geboortestad werd in 18% een gedenkteeken voor hem opgericht.
Zijn zoons waren eveneens bekwame musici.Julius E., * 4. 7. 1842 te Boedapest, ✝ 22. 3. 1909 te Nëupest, was dir. van een door hem opgericht conserv. te Neupest en componeerde.
Elek E., * 2. 11. 1843 te Boedapest, ✝ 10. 6. 1893 componeerde eenige operettes.
Ladislaus E., * 9. 4. 1844, ✝ 3. 12. 18% te Pressburg, pianist en koordirigent sinds 1870 te Pressburg.
Alexander E., * 2. 1. 1846 te Boedapest, ✝ 14. 9. 1900 te Békéscsaba, kapelmeester en operadirecteur, opvolger van zijn vader als dirigent v. h. Philharm. orkest. Componeerde mannenkoren, een Hong, ouverture en een zangspel Csobdncz (1865).