Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Franz botgorschek

betekenis & definitie

* 23. 5. 1812 te Weenen, ✝ 22. 4. 1882 te 's-Gravenhage, fluitist. Was solo-fluitist van koning Willem III, leeraar aan de Kon.

Muziekschool en lid van het orkest der Fransche opera. Maakte 1839—1840 een kunstreis door ons land. Werd 1858 directeur der Badhuis-concerten te Scheveningen en vervulde die positie vele jaren. Was in 1855 een der oprichters van de maatschappij „De Toekomst", waartoe Jenny Lind den stoot had gegeven.

< >