* 30. 11. 1868 te Liverpool, muziekgeleerde. Was aanvankelijk voor den Indischen staatsdienst bestemd, werd om gezondheidsredenen koopman, koos 1903 ten slotte de muziek als levensberoep en werd leeraar aan het cons. te Birmingham.
Werd 1905 muziekcriticus van de „Manchester Guardian", 1906 van de „Birmingham Daily Post”, vervolgens van de „Observer" en „Sunday Times" te Londen. Schreef: Gluck and the Opera (1895), A study of Wagner (1899), Wagner (1904), Musical Studies (1905), biografieën van Elgar, Hugo Wolf, Richard Strauss, The pianoplayer and its music (1920), The unconscious Beethoven (1927), vertaalde o.a. Schweitzers Bachbiografie, redigeert tijdschriften of werkt er aan mede.