* 14. 5. 1891 te Olmütz, componist. Leerling van de Wiener-Musik-Akademie (Fuchs, Schreker, Schmidt), waarna hij 1915 tot Dr.
Phil, promoveerde op een proefschrift over Haydns strijkkwartetten. Na een kunstreis als concertbegeleider door N.-Amerika, was hij korten tijd solo-repetitor aan de groote opera te Weenen. Gaf vervolgens cursussen over muziektheorie aan de universiteit, was 1926—1927 dirigent te Medan, maakte met een Weensch trio kunstreizen door Indië en Oost-Azië. Zijn composities zijn van gematigd-modernisme. Schreef kamermuziek, w.o. een strijksextet op. 25, een strijkkwartet op 26, een sonate voor alt en piano op. 3, twee vioolsonates op 9 en op. 15. Een symphonische suite op. 20. Ballade voor orkest met cello-solo op. 17, koorwerken en liederen, enz.