(Portret plaat 11), * 15. 6. 1843 te Bergen (Noorw.), ✝ 4. 9. 1907 aldaar, comp. Ontving zijn eerste muziekonderwijs van zijn moeder, werd op raad van den violist Ole Buil 1858 naar het cons. te Leipzig gezonden en studeerde tot 1862 onder Reinecke, Moscheles en Hauptmann.
In 1863 vestigde hij zich te Kopenhagen en sloot vriendschap met Gade, Emil Hartmann en Rich. Nordraak, waarvan de laatste hem in het bijzonder belangstelling voor de Noorsche volksmuziek inboezemde, In zijn eerste werken herinnert hij nog aan zijn leermeesters, maar reeds in zijn op. 6 (Humoresken) toont hij zich een zelfstandig kunstenaar met eigen karakter, een karakter, dat uit al zijn verdere werken spreekt. Kort daarop volgden enkele zijner beste werken: zijn pianosonate op. 7, de vioolsonate in ✝ dur enz. In 1867 keerde Grieg naar Oslo terug en trad in 't huwelijk met zijn nicht, Nina Hagerup, een uitnemende zangeres, die zijn liederen meesterlijk voordroeg. Voor haar heeft hij dan ook tal van zijn liederen getoonzet. In 1868 componeert hij zijn pianoconcert in A-mol, in 1871 richt hij te Oslo een muziekvereeniging op, waarvan hij gedurende vier jaar de leiding voert en waarvoor hij zijn koor Landkjenning en de muziek voor Björnsons Sigurd Jorsalfar schrijft. In 1874 componeert G. op verzoek van Ibsen de muziek bij diens Peer Gynt (1ste opv. 24. 2. 1876 te Oslo) en nagenoeg terzelfder tijd ontstaat zijn ballade in G-mol (op. 24). Grieg vestigt zich te Lofthus in Hardanger en daar ontstaan het strijkkwartet G mol (op. 24), het album voor mannenkoor op. 30, Den Bergtokne voor bariton met strijkorkest en hoorns, de violoncelsonnte in A-mol.In 1880—1882 is Grieg dirigent van de vereeniging Harmonien te Bergen, waarmede hij een aantal grootere werken ten gehoore brengt. Uit dien tijd dagteekenen ook de suite uit Holbergs tijd en de derde vioolsonate in G-mol, op. 45. Behalve de Peer Gynf-muziek heeft hij voor het tooneel geschreven: Olav Trygvason (op. 50) bij een onvoltooid werk van Björnson en het melodrama Bergliot (op. 42).
Grieg heeft ettelijke malen reizen door Europa gemaakt als pianist en dirigent. Ook Nederland is daarbij niet overgeslagen. In de zeventiger jare heeft hij o.a. zijn op. 19 Uit het Volksleven gespeeld, enkele jaren voor zijn dood is hij als dirigent opgetreden te Amsterdam. Toen was hij echter reeds ernstig aangetast door de tuberculose, die hem ten grave heeft gesleept. De laatste jaren zijns levens heeft Grieg te Bergen doorgebracht, en vele liederen, enkele koren en de Slaatter (boerendansen uit Hardangerfjeld) voor piano ingericht. De componist heeft de voldoening mogen genieten, dat reeds bij zijn leven zijn kunst volle waardeering heeft gevonden die zij ook in zooverre verdient, dat hij in de kleinere vormen (Liederen, Lyrische Stücke, orkest-suites) werken van onvergankelijke schoonheid schiep. In zijn grootere composities valt een zekere eentonigheid van harmonischen vorm niet te ontkennen. De firma Peters (die nagenoeg al zijn werken uitgaf) heeft veel er toe bijgedragen om G.'s naam bekend te maken. Zie verder: G. Schjelderup en W, Niemann, E. G. (1908), Rich. H. Stein, G. (1921) en vooral Julius Röntgen, G. (1930).