Fr.: Doublé; Ital.: Grupetto; Eng.: Turn; Duitsch; Doppelschlag. Versiering (zie daar) van 4 tonen, bestaande uit bovenseconde (klein of groot naar gelang toonaard, hetzij toevallig § , i* of § het aangeven), hoofdtoon, onder-seconde (klein of groot, naar gelang toonaard hetzij toevallig I? if het aangeven) en weer hoofdtoon.
Voorbeeld:In snel tempo wordt de tijd, welke voor hoofdtoon met versiering inbegrepen is voorgeschreven, gelijkelijk verdeeld over dien hoofdtoon met al de bijkomende tonen. In langzaam tempo behoudt de hoofdtoon meer van zijn oorspronkelijke waarde. Hieronder volgt de verdeeling der totale waarde voor de tonen uit bovenstaand voorbeeld b):
In vlug tempo
„ zeer langzaam tempo
„ langzaam tempo.
Deze dubbelslag heet de aanslaande. Moet hierbij echter (vóór de boven-seconde) met den hoofdtoon worden begonnen, dan dient zulks afzonderlijk te worden aangeteekend, hetzij door een korten voorslag (zie daar) of door het teeken voor den pralltriller, (zie daar).
Staat de dubbelslag na den hoofdtoon, dan wordt hij naslaand genoemd.
Uitvoering in vlug tempo
In langzaam tempo
Lm °f: ✝ m
Staat de dubbelslag boven of naast een noot met een stip, dan moet de versiering zóó worden uitgevoerd, dat voldoende tijd overblijft om den hoofdtoon, na de versierende tonen nog goed te kunnen herhalen. Bijv.:
(langzaam tempo)
Sommigen maken onderscheid tusschen het teeken (hoofdt.) (boven-sec., hoofdt., onder-sec. en hoofdt.) (onder-sec., hoofdt., boven-sec.,
Ook het teeken e/a kwam voor, ter aanteekening van den dubbelslag.
Tegenwoordig zijn al deze (en andere) versieringsteekens in onbruik geraakt en wordt de dubbelslag in nauwkeurige noten en notenwaar, den uitgeschreven.
Een uitvoerig hoofdstuk over den dubbelslag komt voor in Ph. E. Bachs „Versuch über die wahre Art das Klavier zu spielen” (herdruk bij Kahnt, Leipzig).