(Plaat 83J, een verouderd snaarinstrument, met drie of zes snaren bespannen; in het laatste geval zijn steeds twee snaren gelijkgestemd. De bovenste (melodie-snaar) kan door een klaviatuur naar believen verkort worden, waardoor dus verschillende tonen te maken zijn.
De onderste twee geven, in trilling gebracht door een draaiende schijf, alleen grondtoon en kwint, zooals de doedelzak. Hoe primitief dit instrument ook zij, het werd zeer gewaardeerd en geliefd, en was ovur geheel Europa bekend. Dat het echter door de meer ontwikkelde klasse als minderwaardig werd beschouwd, blijkt uit de namen Boeren- en Bedellier (duitsch: Bauern- en Bettelleier) die men er aan gaf. In de achttiende eeuw heeft de draailier — vooral in Frankrijk — zich plotseling zeer in de belangstelling der musiceerenden mogen verheugen. Componisten schreven zelfs sonates (!) ervoor. Die vleug is voorbijgegaan; thans is dc Dr. een museum-curiositeit en heeft als muziekinstrument afgedaan.