* 7. 12. 1835 te Bouzemont, ✝ 8. 12. 1923 te Conques, vermaard geleerde op het gebied van het Gregoriaansch gezang. Trad 1859 tot de orde der Benediktijners toe en werd in het klooster Solesmes opgenomen.
Werd 1862 subprior, 1866 prof. in de theologie, 1898 abt van het klooster St. Wandrille. Was leerling van Dom Guéranger, werd zelf leermeester van Dom Mocquereau en vormt met hen de trits der vermaalde onderzoekers op 't gebied der Gregoriaansche muziek. Was leider van de commissie voor de nieuwe uitgave der koraalboeken (Editio vaticana) Schreef: Les mélodies Grégoriennes (1880), Liber gradualis (1883), Méthode du chant Grégorien (1902).