Muziek lexicon

Mr. G. Keller en Philip Kruseman (1932)

Gepubliceerd op 15-06-2021

Cornelis dopper

betekenis & definitie

(Portret plaat 36), * 7. 2. 1870 te Stadskanaal, studeerde van 1887 tot 1890 te Leipzig, o.a. bij Carl Reinecke. Na een paar „Wanderjahre" violist in het orkest van de Nederlandsche Opera.

Men merkte daar zijn muzikale talenten op en spoedig ontving de jonge kunstenaar een bevordering tot repetiteur en tot tweede-kapelmeester. Toen Heuckeroth uit het Concertgebouw-orkest trad, waar hij tweede dirigent geweest was, werd Dopper in zijn plaats benoemd. Hij had toen juist een groote reis achter den rug; met een operagezelschap had hij vrijwel alle staten van Amerika, Canada en Mexico doorkruist.Sindsdien is Dopper rustig te Amsterdam gebleven in zijn werkkring aan het Concertgebouw en van privaat leeraar. Zijn werken zijn vele: de opera's De blinde van het kasteel Cuillé, Het Eerekruis, Fritjof en William Ratcliff (1912), acht symphonieën, waarvan de zesde, de z.g. „Amsterdamsche” bekend geworden isj de zevende, de „Zuiderzee-symphonie" is zeker de mooiste. Een repertoirestuk van verschillende orkesten in Europa en Amerika is de Giaconna gotica, dat algemeen als het beste werk van den vruchtbaren componist beschouwd wordt. Voorts hebben wij te noemen liederen, koorwerken — heel bekend is De Wilgen — een concertstuk voor orkest met trompet en pauken, een strijkkwartet (in 1914 door de M. t. B. d. T. bekroond), een celloconcert, sonates voor viool en piano en cello en piano, liederen, pianowerken, enz. Zie Paul Sanders: Mod. Ned. Componisten (1930).

< >