* 30. 7. 1877 te Luik, zoon van Th. R., componist.
Leerling van zijn vader aan het cons. te Luik, waaraan hij reeds 1900 zelf als leeraar werd verbonden. Behaalde 1907 den Prix de Rome met het koor Geneviève de Brabant. Werd 1911 professor aan het cons. Is thans bovendien muziekcriticus van het „Journal de Liège.” Componist van de opera's Oudelette 1912, Muntschouwburg te Brussel, Le poème de Roseclaire, Le sanglier des Ardennes, Oedipe a Colone (1901), koorwerken, waaronder A André Modeste Grétry (in 1908 te Luik uitgevoerd, voor koor en harmoniemuziek, met 1200 excecutanten), een Tedeum en andere zangwerken, een symphonie, een symphonisch Triptychon, La glèbe heureuse getiteld, Scènes grecques voor violoncel en orkest, Lamentation op een preludium van Bach voor Engelsche hoorn en piano, enz. Schreef een Abrégé de contrepoint simple.